Geschiedenis
Historie omgeving (Bron Brabants historisch informatie centrum)
In de zomer van 1968 maakte dynamiet een einde aan het schutsluisje in de Roode Vaart bij het
Lamsgat, dat eeuwenlang de scheepvaart had doorgelaten naar en van de rivier de Mark. De sluis
was oud en versleten en er was veel geld nodig voor een eventueel herstel.
De ironie van het lot wilde, dat het besluit tot sloop werd genomen, omdat een beslissing over een
subsidieverzoek bij de Dienst Aanvullende Civieltechnische Werken alsmaar uitbleef. Toen die –
positieve – beslissing er uiteindelijk toch kwam, was dat kort nadat de eerste explosies geklonken
hadden. Zo kwam er achteraf een wellicht onnodig einde aan een bescheiden
waterstaatsmonumentje.
Want deze kleine schutsluis (met een kolkmaat van 23,5 bij 6,5 meter) was wel uniek: op dat
moment één van de oudste nog bestaande zeesluisjes van Nederland. Inderdaad: zeesluis, want toen
de sluis rond 1730 gebouwd werd, boden de deuren in het buitenhoofd, aan de Markzijde, vrije
doorgang naar zee. Daar kwam pas een einde aan met de afsluiting van de Mark bij Dinteloord in
1808 (1828).
Het buitenhoofd was dan ook tamelijk hoog, 4,20 meter boven NAP. De Mark kende toen nog een
getijdebeweging van eb en vloed, met een hoogteverschil van bijna twee meter. Bekijk hier een
opmetingstekening uit het einde van de 18e eeuw.
Bij de uitmonding van de Roode Vaart in de Mark had overigens ook al vóór 1730 een sluisje gelegen.
In de zestiende eeuw was de Roode Vaart vanaf de Zevenbergse haven naar Lamsgat al
gekanaliseerd. In 1602 waren er ter verbetering van de waterstand twee sluizen gebouwd om het
peil te reguleren, een aan het Lamsgat en een aan de Oude Brug bij de Markt.
In 1683 kreeg Zevenbergen van Willem III van Oranje toestemming om de haven naar het noorden
door te trekken naar het Hollandsch Diep. De getijdenbewegingen moesten de haven op diepte
houden, maar dat werkte niet altijd even goed en de haven dreigde voortdurend te verzanden.
In 1718 was de haven zelfs zo verzand, dat men er bij laag water gewoon over heen kon lopen. Dat
alarmeerde de gouverneur van Willemstad en Klundert: op deze manier was het eiland van Klundert
en Willemstad aan de oostzijde geheel onbeschermd. Uit oogpunt van landsverdediging moest er iets
gebeuren. De Staten van Holland kwamen financieel over de brug om ingrijpende verbeteringen door
te kunnen voeren, zoals de vernieuwing van de sluis aan de Mark in 1730.
Er kwam een nieuwe verbinding, iets ten noorden van de bestaande sluis. De monding werd
waarschijnlijk zo gelegd dat hij het instromende water van de Mark beter kon vangen. Het octrooi
van de Staten van Holland heeft het over “hoe wijder, hoe beter”.
Bij de Marksluis lagen verschillende woningen: die van de sluismeester, maar even verderop lag ook
het veerhuis van het Lamgatse veer. De verschillende huizen dienden in de negentiende eeuw ook als
café. In 1810 werd Arnoldus Aartsen sluismeester (en caféhouder). Hij zou dat tot aan zijn dood in
1850 blijven.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft het Nollekens Sas zijn naam aan deze sluismeester ontleend.